De Eerste Kamer heeft alsnog besloten om tijdelijke huurcontracten voor woningen niet langer toe te staan. De Wet zal waarschijnlijk per 1 april of 1 mei 2024 ingaan. Wel komen er uitzonderingen waarbij het wel mogelijk is om nog tijdelijke huurcontracten te gebruiken. Onder meer voor het huisvesten van studenten, bij terugkeer na een (proef)samenwoonsituatie, terugkeer uit het buitenland of om de woning vrij te krijgen wanneer een zoon of dochter van het huis gebruik wil gaan maken.

Deze beslissing kwam tot stand na goedkeuring van een initiatiefwet die voorschrijft dat verhuurders nu standaard vaste huurcontracten moeten aanbieden. De Wet Tijdelijke huur was pas sinds 2016 actief en bedoeld om meer beleggers aan te trekken om zo de huurwoningvoorrraad te verruimen.

De stemming in de Senaat was tot het laatste moment spannend. De initiatiefwet, voorgesteld door Henk Nijboer van GroenLinks/PvdA en zijn collega Pieter Grinwis van de ChristenUnie, had eerder al een ruime meerderheid in de Tweede Kamer verworven met 112 van de 150 stemmen. Echter, recente twijfels in de Eerste Kamer, met name van de BBB-fractie en het CDA, brachten onzekerheid over de uitkomst. Het CDA, dat eerst nog kritisch was en zich zorgen maakte over de impact op kleine verhuurders, besloot uiteindelijk toch de Wet te steunen, waardoor de balans in het voordeel van de huurders uitsloeg.

Deze wetswijziging komt na een evaluatie die uitwees dat de toelating van tijdelijke huurcontracten sinds 2016 niet het gewenste effect had. De hoop was destijds dat deze flexibiliteit zou leiden tot meer beschikbaarheid op de huurmarkt, vooral voor spoedzoekers. De realiteit toonde echter aan dat er nauwelijks extra ruimte werd gecreëerd, terwijl huurprijzen in de grote steden aanzienlijk stegen door forse huurverhogingen bij huurderswisselingen. De initiatiefnemers Nijboer en Grinwis willen met deze wet een halt toeroepen aan deze forse huurverhogingen en de huurmarkt toegankelijker en betaalbaarder te maken.

De Wet is alleen van toepassing op nieuwe contracten, met als uitgangspunt een vast huurcontract. Demissionair minister Hugo de Jonge zal een algemene maatregel van bestuur voorstellen om deze uitzonderingen te specificeren. Deze maatregel dient nog te worden besproken in beide Kamers, waarbij het CDA opnieuw aandacht vraagt voor de belangen van kleine verhuurders die in onroerend goed hebben geïnvesteerd voor hun pensioen. Veel van de maatregelen lijken gericht tegen de grote spelers in de randstedelijke vastgoedmarkt, terwijl de kleine verhuurders hun spaargeld en pensioenpotjes mogelijk zien verdampen. Het verkopen van een huis waar nog verhuurders in zitten voor lange tijd, brengt voor een eigenaar een stuk minder op wanneer het pensioen is aangebroken en zij hun geld weer uit de stenen willen halen.